Bijlage i

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Thalidomide Celgene 50 mg harde capsules
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Elke capsule bevat 50 mg thalidomide.
Hulpstof:
Elke capsule bevat 257,2 mg watervrije lactose.
Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE

Harde capsule.
Witte opake capsules met de markering “Thalidomide 50 mg Celgene”.
4. KLINISCHE
GEGEVENS

4.1 Therapeutische
indicaties

Thalidomide Celgene in combinatie met melfalan en prednison als eerste behandelingsoptie van
patiënten met onbehandelde multipel myeloom van ≥ 65 jaar of van patiënten die niet in
aanmerking komen voor chemotherapie in hoge doseringen.
Thalidomide Celgene wordt voorgeschreven en verstrekt in overeenstemming met het Thalidomide
Celgene programma voor zwangerschapspreventie (zie rubriek 4.4).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandelingen met thalidomide mogen alleen worden geïnitieerd en gecontroleerd onder supervisie
van artsen met expertise in het management van immuno-modulantia en chemotherapeutica en die een
volledig inzicht hebben in de risico’s van thalidomide-therapie en de eisen die aan het monitoren
gesteld worden (zie rubriek 4.4.).
Aanbevolen dosering voor volwassenen:
De aanbevolen orale dosis bedraagt 200 mg per dag.
Er kan een maximaal aantal van 12 cycli van 6 weken gebruikt worden.
Thalidomide Celgene dient in één enkele dosis ingenomen te worden vóórdat men gaat slapen om de
eventueel optredende slaperigheid te beperken. Thalidomide Celgene kan met of zonder voedsel
ingenomen worden.
Patiënten dienen gecontroleerd te worden op: trombo-embolieën, perifere neuropathie,
uitslag/huidreacties, bradycardie, syncope en somnolentie (zie rubriek 4.4 en 4.8). Uitstel, reductie of
staking van de dosis - afhankelijk van de NCI CTC graad - kan noodzakelijk zijn.
Trombo-embolieën:
Trombose-profylaxe dient op zijn minst gedurende de eerste vijf maanden van de behandeling
toegediend te worden, met name voor patiënten met aanvullende risicofactoren wanneer het om
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
trombose gaat. Profylactische antitrombotica, zoals heparines met een laag moleculair gewicht of
warfarine, dienen te worden aanbevolen. De beslissing om profylactische maatregelen te nemen in de
vorm van antitrombotica, dient genomen te worden na een zorgvuldige analyse van de onderliggende
risicofactoren bij individuele patiënten (zie rubrieken 4.4, 4.5 en 4.8).
Wanneer zich bij de patiënt trombo-embolieën voordoen, dient de behandeling gestaakt te worden en
een standaard antistollingstherapie gestart te worden. Zodra de patiënt gestabiliseerd is met de
antistollingstherapie en eventuele complicaties van de trombo-embolie onder controle zijn gebracht,
kan de behandeling met thalidomide in de oorspronkelijke dosis hervat worden onder voorbehoud van
een analyse van de voordelen en risico’s. De patiënt dient gedurende de behandeling met thalidomide
ook de antistollingstherapie voort te zetten.
Perifere neuropathie:
Dosisaanpassingen op grond van perifere neuropathie staan vermeld in Tabel 1.
Tabel 1: Aanbevolen dosisaanpassingen bij neuropathie veroorzaakt door Thalidomide Celgene als
eerste behandelingsoptie voor multipel myeloom.
Ernst van de Neuropathie
Modificatie van Dosis en Behandeling
Graad 1 (paresthesie, zwakte en/of verlies van Blijf de patiënt monitoren door middel van klinische onderzoeken. Overweeg de dosis te verminderen als de verschijnselen verergeren. Dosisreductie leidt echter niet noodzakelijkerwijs tot verbetering van de symptomen. Graad 2 (belemmert functies maar niet de behandeling en blijf de patiënt monitoren met klinische en neurologische onderzoeken. De behandeling staken wanneer geen verbetering intreedt of de neuropathie blijft verergeren. Indien de neuropathie verandert in Graad 1 of beter, kan de behandeling hervat worden indien de analyse van de voordelen/risico’s gunstig uitvalt. Graad 3 (belemmert de activiteiten van het dagelijkse leven)
Graad 4 (neuropathie die normaal functioneren Behandeling staken.
onmogelijk maakt)

Ouderen:
Er worden geen specifieke dosisaanpassingen aanbevolen voor ouderen.
Patiënten met nier- of leverfunctiestoornissen:
Thalidomide Celgene werd niet formeel onderzocht bij patiënten met nier- of leverfunctiestoornissen.
Er zijn geen specifieke aanbevolen doses voor deze patiëntenpopulaties. Patiënten met ernstige
orgaanaandoeningen moeten zorgvuldig gecontroleerd worden op bijwerkingen.
Pediatrische patiënten:
Thalidomide Celgene wordt niet aanbevolen voor gebruik bij kinderen die jonger zijn dan 18 jaar,
omdat de veiligheid en werkzaamheid niet vastgesteld zijn.

4.3 Contra-indicaties

– Overgevoeligheid voor thalidomide of voor één van de hulpstoffen.
– Zwangere vrouwen (zie rubriek 4.6).
– Vruchtbare vrouwen tenzij aan alle voorwaarden van het Thalidomide Celgene programma voor
zwangerschapspreventie voldaan wordt (zie rubriek 4.4 en 4.6). 101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL – Patiënten die niet in staat zijn om de vereiste maatregelen voor de zwangerschapspreventie toe te passen of na te leven (zie rubriek 4.4).
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Teratogene effecten:
De teratogene effecten van thalidomide bij de mens zijn krachtig en leiden tot een hoge frequentie
van ernstige en levensbedreigende geboorteafwijkingen. Thalidomide mag nooit gebruikt worden
door vrouwen die zwanger zijn of door vrouwen die zwanger zouden kunnen worden tenzij is
voldaan aan alle voorwaarden van het Thalidomide Celgene programma voor
zwangerschapspreventie. Alle mannelijke en vrouwelijke patiënten dienen te voldoen aan de
voorwaarden van het Thalidomide Celgene programma voor zwangerschapspreventie.
Criteria voor onvruchtbare vrouwen:
Bij een vrouwelijke patiënt of een vrouwelijke partner van een mannelijke patiënt wordt ervan
uitgegaan dat deze in staat is om zwanger te raken, tenzij zij op zijn minst aan één van de volgende
criteria voldoet:
• Leeftijd ≥ 50 jaar en op natuurlijke wijze vrij van menstruatie gedurende ≥ 1 jaar*. • Premature menopauze bevestigd door een gespecialiseerd gynaecoloog. • Eerdere bilaterale salpingo-oöforectomie of hysterectomie. • XY genotype, syndroom van Turner, onvolledige ontwikkeling van de baarmoeder. *Amenorroe na een kankertherapie sluit de mogelijkheid van een zwangerschap niet uit. Voorlichting: Wanneer een vrouw vruchtbaar is/in staat is om zwanger te raken, geldt dat als contra-indicatie, tenzij aan alle onderstaande voorwaarden voldaan is: • Zij begrijpt het teratogene risico voor het ongeboren kind. • Zij begrijpt de noodzaak van een effectieve contraceptie, zonder onderbreking, gedurende de laatste vier weken voor het begin van de behandeling, tijdens de gehele duur van de behandeling en vier weken na het einde van de behandeling. • Zelfs wanneer een vrouw in de vruchtbare leeftijd niet menstrueert (amenorroe), moet zij alle adviezen voor een effectieve contraceptie opvolgen. • Zij dient in staat te zijn om de aangegeven effectieve contraceptieve maatregelen na te leven. • Zij is geïnformeerd over en begrijpt de potentiële gevolgen van een zwangerschap en de noodzaak om snel een arts te raadplegen, indien er een kans op een zwangerschap bestaat. • Zij begrijpt de noodzaak om met de behandeling te beginnen, zodra thalidomide verstrekt is, na een negatieve zwangerschapstest. • Zij accepteert en begrijpt dat het noodzakelijk is om eens per vier weken een zwangerschapstest te ondergaan. • Zij bevestigt dat zij de risico’s en de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen in verband met het gebruik van thalidomide begrijpt. Omdat thalidomide aangetroffen wordt in sperma, dienen mannelijke patiënten die thalidomide innemen, aan de volgende voorwaarden te voldoen: • Hij begrijpt het teratogene risico van seksuele activiteiten met een zwangere vrouw. • Hij begrijpt de noodzaak van het gebruik van een condoom bij seksuele activiteiten met een zwangere vrouw of met een vrouw die vruchtbaar is, maar geen effectieve contraceptie gebruikt. De voorschrijvend arts moet zeker stellen dat: • De patiënt voldoet aan de voorwaarden van het Thalidomide Celgene programma voor zwangerschapspreventie. • De patiënt bevestigt dat hij/zij de bovengenoemde voorwaarden begrepen heeft. Contraceptie: Vruchtbare vrouwen, moeten een effectieve contraceptiemethode gebruiken in de laatste vier weken voorafgaand aan de therapie, gedurende de therapie en gedurende vier weken na de 101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL thalidomidetherapie en zelfs in gevallen van dosisonderbrekingen, tenzij de patiënte te kennen geeft dat zij zich aan een absolute en continue abstinentie zal houden, hetgeen op maandelijkse basis bevestigd moet worden. Indien de patiënte nog geen effectieve contraceptie toepast, moet zij bij voorkeur verwezen worden naar een daarvoor opgeleide professional in de gezondheidszorg die haar kan adviseren bij de contraceptie en de contraceptie kan initiëren. De onderstaande voorbeelden kunnen worden beschouwd als effectieve methodes om een zwangerschap te voorkomen: • Levonorgestrel afgevend Intra-Uterine Device (IUD) • Depotinjectie met medroxyprogesteronacetaat • Sterilisatie door afsluiting van de eileiders • Geslachtsgemeenschap uitsluitend met een mannelijke partner die een vasectomie ondergaan heeft. De vasectomie moet bevestigd zijn door twee negatieve sperma-analyses • Ovulatie voorkomende pil met alleen progesteron (d.w.z. desogestrel) Vanwege het verhoogde risico van veneuze trombo-embolie bij patiënten met multipel myeloom wordt een orale combinatiepil niet aanbevolen als contraceptie (zie rubriek 4.5). Indien een patiënte op dit moment als contraceptie een orale combinatiepil gebruikt, dient zij over te stappen op een van de effectieve bovengenoemde methodes. Het risico van een veneuze trombo-embolie blijft gedurende 4-6 weken na beëindiging van de contraceptie met een orale combinatiepil bestaan. Zwangerschapstests: Bij vruchtbare vrouwen dienen onder medische supervisie zwangerschapstests te worden verricht met een minimale gevoeligheid van 25 mIE/ml hCG, zoals onderstaand toegelicht. Deze vereiste heeft betrekking op vruchtbare vrouwen en die zich aan een absolute en continue abstinentie houden. Alvorens met de behandeling te beginnen Tijdens de consultatie dient onder medische supervisie een zwangerschapstest verricht te worden, wanneer thalidomide wordt voorgeschreven of in de laatste 3 dagen voorafgaand aan het bezoek aan de voorschrijvend arts, wanneer de patiënte minimaal 4 weken lang een effectieve contraceptie heeft toegepast. De test dient te bevestigen dat de patiënte niet zwanger is op het moment waarop de behandeling met thalidomide gestart wordt. Follow-up en einde van de behandeling De onder medische supervisie uitgevoerde zwangerschapstests moeten eens per 4 weken herhaald worden en er dient ook 4 weken na het einde van de behandeling een test plaats te vinden. Deze zwangerschapstest dient verricht te worden op de dag waarop het geneesmiddel voorgeschreven wordt, of in de 3 dagen die voorafgaan aan het bezoek aan de voorschrijvend arts. Mannen: Omdat thalidomide wordt aangetroffen in sperma, moeten mannelijke patiënten tijdens de behandeling en gedurende een week na onderbreking en/of beëindiging van de behandeling condooms gebruiken, in gevallen waarin zij geslachtsgemeenschap hebben met een zwangere vrouw of met een vruchtbare vrouw die geen effectieve contraceptie gebruikt. Beperkingen bij voorschrijven en toedienen: Voor vruchtbare vrouwen moet het voorschrijven van Thalidomide Celgene voor behandelingen beperkt worden tot 4 weken en voor de voortzetting van de behandeling is een nieuw voorschrift vereist. In het ideale geval zouden de zwangerschapstest, het uitschrijven van een voorschrift en de verstrekking van het geneesmiddel op dezelfde dag moeten gebeuren. De verstrekking van thalidomide dient binnen maximaal 7 dagen na het voorschrijven van het geneesmiddel plaats te vinden. Voor alle andere patiënten moet het voorschrijven van Thalidomide Celgene beperkt worden tot 12 weken en voor voortzetting van de behandeling is een nieuw voorschrift nodig. 101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
Aanvullende voorzorgsmaatregelen:
De patiënten moeten geïnstrueerd worden om dit geneesmiddel nooit aan iemand anders te geven en
om ongebruikte capsules aan het einde van de behandeling in te leveren bij hun apotheek.
Tijdens de therapie of gedurende een week na beëindiging van de behandeling met thalidomide mogen
patiënten geen bloed of sperma doneren.
Educatieve materialen:
Om patiënten te assisteren bij het voorkomen van blootstelling van ongeboren kinderen aan
thalidomide en om aanvullende belangrijke veiligheidsinformatie te leveren, zal de vergunninghouder
educatieve materialen ter beschikking stellen van artsen en apothekers. Het Thalidomide Celgene
programma bevat waarschuwingen over de teratogene effecten van thalidomide, biedt advies over
contraceptie voordat de therapie wordt gestart en biedt informatie over de noodzaak van
zwangerschapstests. De arts dient aan vruchtbare vrouwen volledige patiënteninformatie te
verstrekken over de teratogene risico’s en de maatregelen ter voorkoming van zwangerschappen -
zoals gespecificeerd in het Thalidomide Celgene programma voor zwangerschapspreventie - en, naar
behoefte, dient de arts ook mannelijke patiënten voor te lichten.

Diep-veneuze trombose en longembolie:
Er is een verhoogd risico van diep-veneuze trombose (DVT) en longembolie gerapporteerd bij
patiënten die met thalidomide behandeld werden (zie rubriek 4.8). Dit risico lijkt het grootst te zijn
tijdens de eerste vijf maanden van de therapie. Aanbevelingen voor trombose-profylaxe en
dosering/antistollingsbehandeling worden gegeven in rubriek 4.2.
Voorgeschiedenis van trombo-embolieën of gelijktijdige toediening van erytropoëtische middelen of
andere middelen, zoals hormoonsubstitutietherapie, kunnen ook het risico van trombose bij deze
patiënten verhogen. Daarom moeten deze middelen met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt bij
patiënten met multipel myeloom die thalidomide met prednison en melfalan toegediend krijgen.
Vooral een hemoglobineconcentratie van meer dan 12 g/dl zou moeten leiden tot het stopzetten van
erytropoëtische middelen.
Patiënten en artsen worden aanbevolen te letten op tekenen en symptomen van trombo-embolie.
Patiënten moeten geïnstrueerd worden om medisch advies te vragen als ze symptomen krijgen, zoals
kortademigheid, pijn op de borst, zwelling van arm of been.
Perifere neuropathie:
Perifere neuropathie is een vaak voorkomende, potentieel ernstige bijwerking van de behandeling met
thalidomide en kan resulteren in onomkeerbare schade (zie rubriek 4.8). In een fase-3 studie bedroeg
de gemiddelde tijd tot het eerste neuropathische voorval 42,3 weken.
Indien er bij de patiënt sprake is van perifere neuropathie, moeten de instructies met betrekking tot de
modificatie van de dosis en de toediening in rubriek 4.2 opgevolgd worden.
Het wordt aanbevolen patiënten met neuropathieverschijnselen zorgvuldig te controleren.
Verschijnselen omvatten paresthesie, dysesthesie, ongemak, abnormale coördinatie of slapheid.
Het wordt aanbevolen om klinische en neurologische onderzoeken te verrichten bij de patiënten,
voordat begonnen wordt met de thalidomidetherapie. Tijdens de behandeling dient regelmatige en
routinematige monitoring plaats te vinden.
Geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze neuropathie kunnen veroorzaken, dienen voorzichtig
gebruikt te worden bij patiënten die ook thalidomide ontvangen (zie rubriek 4.5).
Thalidomide kan mogelijk ook bestaande neuropathie verergeren en zou daarom niet gebruikt moeten
worden bij patiënten met klinische tekenen of symptomen van perifere neuropathie, tenzij de klinische
voordelen zwaarder wegen dan de risico’s.

101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
Syncope en bradycardie:
Patiënten dienen gemonitord te worden op syncope en bradycardie. Eventueel kan een dosisreductie of
beëindiging van de behandeling noodzakelijk zijn.

Huidreacties:
Indien de patiënt op enig moment een toxische huidreactie te zien geeft - bijv. syndroom van Stevens-
Johnson - dient de behandeling definitief beëindigd te worden.

Slaperigheid:
Thalidomide veroorzaakt frequent slaperigheid. Patiënten zouden geïnstrueerd moeten worden om
situaties te vermijden waarin slaperigheid problemen kan opleveren en om medisch advies te vragen,
voordat er andere geneesmiddelen genomen worden waarvan bekend is dat deze slaperigheid
veroorzaken. Patiënten moeten gecontroleerd worden en het kan nodig zijn de dosis te verlagen.
Patiënten zouden geïnformeerd moeten worden over de mogelijke achteruitgang van de geestelijke
en/of fysieke vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoering van gevaarlijke taken (zie rubriek 4.7).

Tumorlysissyndroom:
Risicopatiënten zijn diegenen die vóór de behandeling een hoge tumorlast hebben. Deze patiënten
dienen nauwlettend gevolgd te worden en gepaste maatregelen dienen genomen te worden.

Patiënten met nier- of leveraandoeningen:
Patiënten met ernstige nier- of leveraandoeningen moeten zorgvuldig gecontroleerd worden op
bijwerkingen.

Lactose-intolerantie:
De capsules bevatten lactose. Patiënten met zeldzame erfelijke problemen in de vorm van galactose-
intolerantie, Lapp lactase-deficiëntie of slechte opname van glucose-galactose zouden dit
geneesmiddel niet moeten gebruiken.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Thalidomide is een slecht substraat voor cytochroom P450 iso-enzymen en daarom zijn klinisch
belangrijke interacties met geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door dit CYP enzymsysteem
onwaarschijnlijk.

Versterking van de sedatieve effecten van andere geneesmiddelen:
Thalidomide heeft sedatieve eigenschappen en kan de sedatieve effecten van anxiolytica, hypnotica,
antipsychotica, H1-antihistaminica, opiaten, barbituraten en alcohol versterken. Men dient voorzichtig
te zijn wanneer thalidomide tegelijkertijd voorgeschreven wordt met geneesmiddelen die slaperigheid
veroorzaken.

Bradycardie
:
Omdat bij thalidomide een mogelijk risico op bradycardie bestaat, dient men voorzichtig te zijn met
geneesmiddelen die dezelfde farmacodynamische uitwerkingen hebben, zoals werkzame bestanddelen
voor het opwekken van torsade de pointes, bèta-blokkers of cholinesteraseremmers.
Geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze perifere neuropathie kunnen veroorzaken:
Geneesmiddelen waarvan bekend is dat deze een rol kunnen spelen in perifere neuropathie (bijv.
vincristine en bortezomib) dienen omzichtig te worden gebruikt bij patiënten die thalidomide
gebruiken.

Hormonale anticonceptiva:
Er is geen interactie tussen thalidomide en hormonale anticonceptiva. Bij 10 gezonde vrouwen werden
de farmacokinetische profielen van norethindron en ethinylestradiol bestudeerd na toediening van een
enkele dosis van 1,0 mg norethindronacetaat en 0,75 mg ethinylestradiol. De resultaten met en zonder
gelijktijdige toediening van 200 mg thalidomide per dag waren vergelijkbaar op steady-state niveaus.
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL Hormonale combinatiemiddelen worden echter niet aanbevolen als anticonceptiva vanwege het verhoogde risico van veneuze trombo-embolie. 101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
Warfarine:
Meervoudige dosistoedieningen van 200 mg thalidomide per dag gedurende 4 dagen hadden geen
effect op de International Normalized Ratio (INR) bij gezonde vrijwilligers. Vanwege het verhoogde
risico op trombose bij kankerpatiënten en een potentieel versneld metabolisme van warfarine bij
gebruik van corticosteroïden wordt een nauwgezet monitoren van de INR-waarden aanbevolen tijdens
een thalidomide-prednison behandeling en gedurende de eerste weken na beëindiging van deze
behandelingen.

Digoxine:
Er is geen interactie tussen thalidomide en digoxine. Bij 18 gezonde mannelijke vrijwilligers had een
meervoudige toediening van 200 mg doses thalidomide geen merkbare uitwerking op de
farmacokinetiek van enkelvoudige doses digoxine. Bovendien had de toediening van een enkele dosis
van 0,5 mg digoxine geen merkbare uitwerking op de farmacokinetiek van thalidomide. Het is
onbekend of het effect afwijkt bij patiënten met multipel myeloom.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap en het vermogen om zwanger te raken gelden als contra-indicatie voor Thalidomide
Celgene, tenzij voldaan is aan alle voorwaarden van het Thalidomide Celgene programma voor
zwangerschapspreventie (zie rubriek 4.3).
De teratogene effecten van thalidomide bij de mens zijn krachtig en leiden tot een hoge frequentie
(circa 30%) van ernstige en levensbedreigende geboorteafwijkingen zoals: ectromelie (amelie,
focomelie, hemimelie) van de bovenste en/of onderste ledematen, microtie met afwijkingen van de
meatus acusticus externus (blind of afwezig), laesies van midden- en binnenoor (minder frequent),
ooglaesies (anoftalmie, microftalmie), congenitale hartaandoeningen, renale afwijkingen. Andere
minder frequente afwijkingen zijn ook beschreven.
Vruchtbare vrouwen:
Vruchtbare vrouwen moeten een effectieve vorm van anticonceptie gebruiken in de laatste 4 weken
vóór de therapie, tijdens de therapie en gedurende 4 weken na afloop van de thalidomidetherapie (zie
rubriek 4.4).
Wanneer een met thalidomide behandelde patiënte zwanger wordt, moet de behandeling onmiddellijk
gestaakt worden. De patiënte dient verwezen te worden naar een in teratologie gespecialiseerde of
ervaren arts voor nader onderzoek en advies.
Mannelijke patiënten met vrouwelijke partners die zwanger zouden kunnen raken:
Omdat thalidomide wordt aangetroffen in sperma, moeten mannelijke patiënten tijdens de behandeling
condooms gebruiken en gedurende een week na onderbreking en/of beëindiging van de behandeling
wanneer zij geslachtsgemeenschap hebben met een zwangere vrouw of met een vrouw die zwanger
kan worden en die geen effectieve contraceptie gebruikt.
Als de partner van een mannelijke patiënt die thalidomide inneemt zwanger wordt, moet de
vrouwelijke partner voor evaluatie en advies verwezen worden naar een arts die gespecialiseerd is in
of ervaring heeft met teratologie.

Borstvoeding:
Het is onbekend of thalidomide uitgescheiden wordt via de borstvoeding. Onderzoek bij dieren heeft
aangetoond dat thalidomide uitgescheiden werd via de moedermelk. Om die reden zou gedurende de
therapie met thalidomide gestopt moeten worden met borstvoeding.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen
Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen
om machines te bedienen.
Thalidomide kan echter slaperigheid en verslechterd zicht tot gevolg hebben (zie rubriek 4.8). Indien
dat het geval is, dienen patiënten geïnstrueerd te worden om tijdens de behandeling met thalidomide
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
geen auto te rijden, geen machines te bedienen en geen gevaarlijke taken te verrichten.
4.8 Bijwerkingen
Het is te verwachten dat bij de meeste patiënten die thalidomide gebruiken, bijwerkingen zullen
optreden. De meest gangbare geobserveerde bijwerkingen van het gebruik van thalidomide in
combinatie met melfalan en prednison zijn: neutropenie, leukopenie, constipatie, slaperigheid,
paresthesie, perifere neuropathie, anemie, lymfopenie, trombocytopenie, duizeligheid, dysesthesie,
tremor en perifeer oedeem.
De klinisch belangrijke bijwerkingen van het gebruik van thalidomide in combinatie met melfalan en
prednison of dexamethason zijn: diep-veneuze trombose en longembolie, perifere neuropathie,
ernstige huidreacties waaronder syndroom van Stevens-Johnson en toxische epidermale necrolyse,
syncope, bradycardie en duizeligheid (zie rubriek 4.2, 4.4 en 4.5).
Tabel 2 bevat slechts de bijwerkingen waarvoor met redelijke zekerheid een causaal verband met de
behandeling met het geneesmiddel vastgesteld kon worden. De vermelde frequenties zijn gebaseerd op
de observaties tijdens een vergelijkend klinisch Fase-III (pivotal study) onderzoek waarin de werking
van thalidomide in combinatie met melfalan en prednison onderzocht werd bij onbehandelde patiënten
met multipel myeloom. Naast de bijwerkingen die in dit onderzoek vastgesteld werden, vermeldt
Tabel 2 eveneens bijwerkingen van thalidomide in combinatie met dexamethason en bijwerkingen die
gebaseerd zijn op ervaringen met het geneesmiddel na het in de handel brengen.
De frequenties zijn als volgt gedefinieerd: zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100;1/10); soms
(≥1/1000;1/100); zelden (≥1/10.000;1/1000); zeer zelden (<1/10.000, niet bekend (kan met de
beschikbare gegevens niet worden bepaald)). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen
gerangschikt naar afnemende ernst.
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL Tabel 2: Frequentie van bijwerkingen bij thalidomide in combinatie met melfalan en prednison. Systeem/Orgaanklasse Zeer
Leukopenie Anemie Lymfopenie Trombocytopenie Zenuwstelselaandoeningen Perifere neuropathie* Tremor Duizeligheid Paresthesie Dysesthesie Slaperigheid Interstitiële longziekte Bronchopneumopathie Dyspnoe * - Zie onderstaande gedetailleerde rubriek Naast de bovengenoemde bijwerkingen leidde de combinatie van thalidomide en dexamethason in andere klinische onderzoeken tot de zeer vaak voorkomende bijwerking van vermoeidheid, vaak voorkomende bijwerkingen in de vorm van transiënte ischemische aanvallen, syncope, vertigo, hypotensie, veranderde stemming, angstgevoelens, verslechterd zicht, misselijkheid en dyspepsie en soms voorkomende bijwerkingen in de vorm van cerebrovasculair accident, diverticulaire perforatie, peritonitis, orthostatische hypotensie en bronchitis. Aanvullende bijwerkingen die gerelateerd zijn aan ervaringen met thalidomide na de marktintroductie en die niet vastgesteld werden in de fase-III studie omvatten: toxische epidermale necrolyse, intestinale obstructie, hypothyroïdisme, seksuele disfunctie, tumorlysissyndroom, maagdarmperforaties, overgevoeligheid, gehoorstoornis of doofheid en nierfalen. Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Bijwerkingen bij hematologische aandoeningen worden vermeld in vergelijking met de onderzoekstak voor het product waarmee thalidomide vergeleken werd, omdat dit andere product significante uitwerkingen heeft op deze aandoeningen (Tabel 3). 101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL Tabel 3: Vergelijking van de hematologische aandoeningen bij de combinaties van melfalan en prednison (MP) en van melfalan, prednison en thalidomide (MPT) in onderzoek IFM 99-06 (zie rubriek 5.1) n (% patiënten)
MP (n=193)
MPT (n=124)
Graad 3 en 4*
Neutropenie
Leukopenie
Lymfopenie
Trombocytopenie

Aanvullende bijwerkingen vastgesteld op basis van ervaring met thalidomide na het op de markt
brengen die niet bleken uit de fase-III studie zijn febriele neutropenie en pancytopenie.
Teratogeniciteit:
Het risico van intra-uterien overlijden of ernstige geboorteafwijkingen, primair focomelie, is extreem
hoog. Thalidomide mag op geen enkel moment tijdens de zwangerschap gebruikt worden (zie rubriek
4.4 en 4.6).

Trombo-embolieën:
Er is een verhoogd risico van DVT en PE gerapporteerd bij patiënten die met thalidomide behandeld
werden (zie rubriek 4.4).
Perifere neuropathie:
Perifere neuropathie is een zeer vaak voorkomende, potentieel ernstige bijwerking van de behandeling
met thalidomide en kan resulteren in onomkeerbare schade (zie rubriek 4.4). Perifere neuropathie doet
zich over het algemeen voor na chronisch gebruik over een periode van maanden. Er zijn echter ook
meldingen van perifere neuropathie na een relatief kortdurend gebruik. Incidentie van neuropathieën
die leiden tot een stopzetting, vermindering van de dosis of onderbreking van de therapie, nemen toe
met de cumulatieve dosis en duur van de therapie. Symptomen kunnen zich enige tijd na het einde van
de behandeling met thalidomide voordoen en kunnen langzaam of helemaal niet verdwijnen.

4.9 Overdosering
In de literatuur zijn 18 gevallen van overdosering gerapporteerd met doses tot maximaal 14,4 g. Er zijn
geen gevallen van overlijden gemeld en alle patiënten die een overdosis genomen hadden, herstelden
zonder complicaties. Er is geen specifiek antidotum voor een overdosis thalidomide. In geval van een
overdosering moeten de ademhaling, pols en temperatuur van de patiënt gemonitord worden en dient
de noodzakelijke zorg gegeven te worden om de bloeddruk en de ademhaling te ondersteunen.

5. FARMACOLOGISCHE

EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische
eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: Immunosuppressiva, ATC-code: L04AX 02. Thalidomide heeft een chiraal centrum en wordt klinisch gebruikt als een racemaat van (+)-(R)- en (-)-(S)-thalidomide. Het werkingsspectrum van thalidomide is niet volledig gekarakteriseerd. Thalidomide vertoont immunomodulatoire, anti-inflammatoire en potentieel anti-neoplastische werkingen. Gegevens uit in vitro onderzoeken en klinische trials suggereren dat de immunomodulatoire, anti-inflammatoire en anti-neoplastische effecten van thalidomide verband 101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL zouden kunnen houden met de onderdrukking van de excessieve productie van tumornecrosefactor-alfa (TNF-α), down-modulatie van geselecteerde moleculen voor de celoppervlakadhesie die betrokken zijn bij de migratie van leukocyten en anti-angiogene activiteit. Thalidomide is als non-barbituraat eveneens een centraal werkend, hypnotisch sedatief middel. Het heeft geen antibacteriële eigenschappen. Klinische doeltreffendheid: De resultaten van IFM 99-06, een fase-3, gerandomiseerde, open-label studie met parallelle groepen in meerdere centra geven een overlevingsvoordeel aan, wanneer thalidomide in combinatie met melfalan en prednison wordt gebruikt gedurende 12 cycli van 6 weken bij de behandeling van nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom. Bij deze studie lag het leeftijdsbereik van de patiënten tussen 65 en 75 jaar waarbij 41% (183/447) van de patiënten 70 jaar of ouder was. De mediane dosis thalidomide bedroeg 217 mg en >40% van de patiënten ontving 9 cycli. Melfalan en prednison werden respectievelijk gedoseerd met 0,25 mg/kg/dag en 2 mg/kg/dag op de dagen 1 t/m 4 van elke 6-weekse cyclus. Naast de protocolanalyse werd een update afgeleid van de IFM 99-06 studie aan de hand van de aanvullende gegevens van een vervolgfase van 15 maanden. De mediane algemene overleving bedroeg 51,6 ± 4,5 en 33,2 ± 3,2 maanden in de MPT- en MP-groepen, respectievelijk (97,5% CI 0,42 tot 0,84). Dit verschil van 18 maanden is van statistisch belang met een relatieve kans op reductie van het overlijdensrisico in de MPT-arm van 0,59, bij een betrouwbaarheidsinterval van 97,5% tussen 0,42-0,84 en een p-waarde van <0,001 (zie afbeelding 1). Afbeelding 1: Algehele overleving volgens de behandeling Proportie
(observaties/
Overlevingstijd
tota e rvati
al aan es/
mediaan ± se
Behandeling
tiën anta
rleaande
patiënten)
mediaan ± se
(m ,2 ± 3,2
33.2 ± 3.2
51,6 ± 4,5
51.6 ± 4.5
Tijd vanaf de randomisatie (maand
vanaf de rando mi
ie (maand)

5.2 Farmacokinetische
eigenschappen

Absorptie:
Na orale toediening wordt thalidomide langzaam opgenomen in het lichaam. De maximale
plasmaconcentraties worden 2 tot 5 uur na toediening bereikt. Gelijktijdige inname van voedsel
vertraagde de opname, maar veranderde niets aan de algehele mate van opname.

Distributie:
De plasmaproteïnebinding van de (+)-(R) en (-)-(S) enantiomeren werd bepaald op resp. 55% en 65%.
Thalidomide is in het sperma van mannelijke patiënten aanwezig in een concentratie die vergelijkbaar
is met de plasmaconcentraties. Vanwege de bekende ernstige teratogene effecten van het product
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
dienen mannelijke patiënten tijdens de behandeling met thalidomide en gedurende 1 week na het einde
van de behandeling daarom een condoom gebruiken als hun partner zwanger is of zwanger kan
worden en geen effectieve contraceptie gebruikt (zie rubriek 4.4).

Metabolisme
:
In plasma vertegenwoordigt onveranderd thalidomide 80% van de circulerende componenten.
Onveranderd thalidomide was een geringe component (<3% van de dosis) in urine. Naast thalidomide
zijn hydrolytische producten N-(o-carboxybenzoyl) glutarimide en ftaloylisoglutamine, gevormd via
niet-enzymatische processen, ook aanwezig in plasma en overwegend in urine. Oxidatief metabolisme
draagt niet in aanzienlijke mate bij tot het totale metabolisme van thalidomide. Er is een minimaal
door cytochroom P450 gekatalyseerd hepatisch metabolisme van thalidomide. Er zijn in vitro
gegevens die aantonen dat prednison een stijging kan veroorzaken in de enzymeninductie waardoor de
systematische blootstelling van gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen verminderd kan worden. De in
vivo
relevantie van deze bevindingen is onbekend.

Eliminatie:
De gemiddelde halfwaardetijd voor de eliminatie van thalidomide in plasma na enkelvoudige orale
doses tussen 50 en 400 mg lag tussen 5,5 en 7,3 uur. De totale systemische blootstelling (AUC) is
proportioneel aan de dosis onder omstandigheden waarin enkelvoudige doses toegediend werden. Er is
geen tijdsafhankelijkheid van de farmacokinetiek geobserveerd. Na een enkele orale dosis van 400 mg
radioactief gemerkt thalidomide bedroeg tegen dag 8 de totale gemiddelde teruggevonden hoeveelheid
93,6% van de toegediende dosis. Het grootste deel van de radioactieve dosis werd binnen 48 uur na
toediening van de dosis uitgescheiden. De belangrijkste uitscheidingsroute was via de urine (>90%)
terwijl de fecale uitscheiding gering was.
Lever- en nierinsufficiëntie:
De farmacokinetiek van thalidomide bij patiënten met een nier- of leverfunctiestoornis is onbekend.
Aangezien farmacologisch werkzame metabolieten worden uitgescheiden via de urine, moeten
patiënten met ernstige nierfunctiestoornis zorgvuldig gecontroleerd worden op bijwerkingen.

5.3

Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Bij mannetjeshonden werden omkeerbare galstenen in de canaliculi geobserveerd bij blootstelling van
één jaar aan een dosis die meer dan 1,9 keer hoger was dan die voor mensen.
Bij studies bij muizen en ratten werden verminderde aantallen bloedplaatjes waargenomen. Dit bleek
gerelateerd te zijn aan de thalidomide en kwam voor bij blootstellingen aan doses die meer dan 2,4
keer hoger waren dan die voor mensen. Deze daling resulteerde niet in klinische tekenen.
Bij een eenjarige studie bij honden werden vergrote en/of blauwverkleurde melkklieren en verlengde
oestrus waargenomen bij vrouwtjes die blootgesteld waren aan doses die gelijk waren aan 1,8 keer of
groter waren dan 3,6 keer de dosering voor mensen. De relevantie voor mensen is onbekend.
Het effect van thalidomide op de werking van de schildklier is zowel bij ratten als bij honden
onderzocht. Er werden geen effecten geobserveerd in honden, maar bij de ratten was er een
waarneembare dosisafhankelijke verlaging in totale en vrije T4 die consistenter was bij de vrouwelijke
dieren.
Er zijn geen mutagene of genotoxische effecten aan het licht gekomen tijdens een standaard reeks tests
met thalidomide om de genotoxiciteit te bepalen. Er werden geen tekenen van carcinogeniteit
geobserveerd bij blootstellingen die circa 15, 13 en 39 keer hoger waren dan de geschatte klinische
AUC bij de aanbevolen startdosis in respectievelijk muizen, mannelijke ratten en vrouwelijke ratten.
Onderzoek bij dieren heeft aangetoond dat er verschillen zijn in de gevoeligheid van soorten voor de
teratogene effecten van thalidomide. Bij mensen zijn de teratogene effecten van thalidomide
aangetoond.
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
Onderzoek bij konijnen gaf geen gevolgen te zien voor de fertiliteitsindex bij mannelijke of
vrouwelijke dieren, hoewel bij mannetjes testikeldegeneratie werd geobserveerd.
Een peri- en postnataal onderzoek naar de toxiciteit uitgevoerd bij konijnen die thalidomide in doses
van maximaal 500 mg/kg/dag toegediend kregen, toonde aan dat dergelijke doses resulteerde in
abortus, een toename van doodgeboren foetussen en een afname in de overleving van pups tijdens de
lactatie. Bij pups van moeders die met thalidomide behandeld werden, was sprake van een toename
van de abortussen, een verminderde toename van het lichaamsgewicht, afwijkingen in leren en
geheugen, verlaagde fertiliteit en een verlaagde zwangerschapsindex.
6. FARMACEUTISCHE
GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen
Capsule-inhoud:
Watervrije lactose
Microkristallijne cellulose
Crospovidon (Type A)
Povidon (K90)
Stearinezuur
Colloïdaal watervrij siliciumdioxide
Capsulehuls:
Gelatine
Titaandioxide (E171)
Drukinkt:
Schellak
Zwart ijzeroxide (E172)
Propyleenglycol

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid
3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren
Voor dit geneesmiddel zijn geen speciale bewaarcondities.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking

PVC/PE/Aclar/aluminium blisterverpakking met 14 capsules
Verpakkingsgrootte: 28 capsules (twee blisterverpakkingen) in een mapje.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen
Alle ongebruikte capsules dienen aan het einde van de behandeling aan de apotheker te worden
geretourneerd.
101126_V8.0_Thalidomide_EU_SPC_NL
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Celgene Europe Ltd
Riverside House
Riverside Walk
Windsor
SL4 1NA
Verenigd Koninkrijk
Tel: +44 (0)1753 240600
Fax: +44 (0)1753 240899
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/08/443/001
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN
DE VERGUNNING


16/04/2008
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
26/11/2010
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europese
Geneesmiddelen Bureau: http://www.ema.europa.eu/.

Source: http://www.celgene.be/download/Thalidomide_EU_SPC_NL.pdf

Material safety data sheet

MATERIAL SAFETY DATA SHEET SECTION 1 –IDENTIFICATION Product Name Recommended Use Fly Spray / Insecticide Supplier TASMAN CHEMICALS PTY LTD ACN : 005 072 659 Street Address 1-7 Bell Grove, Braeside , Victoria 3195 AUSTRALIA Telephone Number Facsimilie Emergency Telephone Number 1 800 334 556 SECTION 2 – HAZARDS INDENTIFICATION Haza

Clinical management of acute paediatric asthma on the wards

CHILD AND ADOLESCENT HEALTH SERVICE PRINCESS MARGARET HOSPITAL FOR CHILDREN CLINICAL MANAGEMENT OF ACUTE PAEDIATRIC ASTHMA ON THE WARDS QUICK GUIDE ASSESSMENT: Reassess severity on arrival to ward Select the highest category that matches patients’ symptoms to establish severity and treatment required. Modify management as the patient improves, as outlined below. MIL

Copyright © 2014 Articles Finder