Microsoft word - awo onderzoek strattera - samenvatting resultaten.docx
Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen
In de loop van 2005-2006 ondersteunde Sig een onderzoek in het UZ Gent. Het doel was na te gaan wat het effect is van Atomoxetine (Strattera ®) op het gedrag en een aantal cognitieve functies van kinderen met ADHD, kinderen met dyslexie, en kinderen met ADHD+dyslexie. Hierbij willen we u graag op de hoogte stellen van de belangrijkste resultaten. Opzet van het onderzoek In België en Nederland hebben in totaal 120 kinderen de studie voltooid. Deze kinderen maakten deel uit van één van de volgende studiegroepen: kinderen met enkel ADHD, kinderen met enkel dyslexie, kinderen met zowel ADHD als dyslexie (de comorbide groep), en een controlegroep die geen van beide stoornissen vertoont. Alle kinderen (behalve de controlekinderen) werden 4 weken behandeld met Atomoxetine en 4 weken met een placebo medicijn. De volgorde van deze 2 behandelingsfasen was willekeurig en was niet gekend door de ouders of de onderzoekers.
Bij de start van het onderzoek en na elke behandelingsfase werd van de ouders een
ADHD vragenlijst afgenomen en werden door het kind een aantal computertaken uitgevoerd.
Aan de hand van de vragenlijst kon worden nagegaan of Atomoxetine voor een
verbetering zorgt op gedragsmatig vlak, namelijk door een afname in de ADHD symptomen (onoplettendheid en hyperactiviteit/ impulsiviteit).
De bedoeling van de computertaken was om het effect van Atomoxetine na te
gaan op een aantal cognitieve functies die verstoord zijn bij kinderen met ADHD en/of dyslexie. De volgende functies werden onderzocht: (1) responsinhibitie of het kunnen tegenhouden van een bepaalde handeling, (2) werkgeheugen of de vaardigheid om informatie tijdelijk vast te houden in het geheugen, en (3) lexicale beslissing of de taalvaardigheid om echte woorden van onbestaande woorden te onderscheiden.
Om te kunnen besluiten dat Atomoxetine werkzaam is bij kinderen met ADHD en/of
dyslexie, moet hun prestatie op deze taken beter zijn met dan zonder medicatie. Resultaten: kinderen met ADHD Wanneer kinderen met ADHD – al dan niet in combinatie met dyslexie – Atomoxetine nemen, vertonen ze minder symptomen van ADHD dan wanneer ze een placebo medicijn nemen. Ze vertonen ook een verbetering op het vlak van werkgeheugen en responsinhibitie na een behandeling met Atomoxetine.
Resultaten: kinderen met dyslexie Voor kinderen die enkel dyslexie hebben – dus zonder ADHD als bijkomende stoornis – blijkt dat Atomoxetine geen klinisch bewezen effect heeft. Ze presteerden namelijk niet beter op de taken van werkgeheugen, inhibitie, of lexicale beslissing wanneer ze medicatie namen dan wanneer ze geen medicatie namen.
Toch merkten verschillende ouders een verbetering op in het schoolse functioneren
van hun kind met enkel dyslexie. Hiervoor zijn verschillende verklaringen mogelijk. Het kan zijn dat we te maken hebben met placebo-effecten of dat effecten pas duidelijk worden na een behandeling van meer dan vier weken met Atomoxetine. Het is ook mogelijk dat Atomoxetine indirecte effecten heeft via de verbetering van het concentratievermogen of via een verbetering van andere cognitieve functies die in deze studie niet werden gemeten. Over deze mogelijkheden kan op basis van de gevoerde studie geen uitspraak worden gedaan. Het is aangewezen om verder onderzoek te doen met grotere groepen kinderen en met alternatieve cognitieve effectmaten. Conclusie Voor kinderen met ADHD blijkt Atomoxetine een gunstig effect te hebben op gedrag en cognitie. Het kan bijgevolg nuttig zijn in de behandeling van ADHD. Er is echter geen indicatie om Atomoxetine te gebruiken in de behandeling van kinderen met dyslexie, behalve wanneer ze bijkomend ook een diagnose van ADHD hebben. Séverine Van De Voorde en Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen UGent
CURRICULUM VITAE Akademischer Werdegang Medizinstudium an der Christian-Albrechts-Universität Kiel und der University of Sydney, Australia mit Aufenthalten in Bolton und Manchester, UK sowie Le Mans, Promotion (Mucopolysaccharidosis- & lipidosisartige Veränderungen in kultivierten Corneafibroblasten nach Behandlung mit Tiloronanaloga) Ärztin im Praktikum: Henriettenstiftung Hann
Botulinum Toxin A Injection of the Obturator Internus Muscle Abstract: Chronic perineal pain is often a difficult condition to manage. Current treatments include pudendal nerve injections and pudendal nerve release surgery. The obturator internus muscle has a close relationship to the pudendal nerve and might be a potential target for therapeutic intervention. Perspective: A case is presented of